- was
- was!wat!, kom nou!————————was1〈betrekkelijk voornaamwoord〉1 wat ⇒ hetgeen, hetwelk2 〈regionaal〉die ⇒ dat, wat————————was2〈vragend voornaamwoord〉1 wat♦voorbeelden:1 was machen deine Eltern? • hoe gaat het met je ouders?〈informeel〉 was ist nun mit morgen abend? • hoe zit het nu met morgenavond?was ist schon dabei? • wat geeft, hindert het?〈informeel〉 und was nicht alles • en van alles (en nog wat), en wat dies meer zij〈informeel〉 was weiter? • en toen, verder?was (für) ein Lärm! • wat een lawaai!〈informeel〉 hältst du mich für verrückt, oder was? • denk je soms dat ik gek ben?〈informeel〉 was! • wat!, kom nou!〈informeel〉 das gefällt dir, was? • dat bevalt je zeker wel, hé?————————was3〈onbepaald voornaamwoord〉 〈informeel〉1 wat ⇒ iets♦voorbeelden:1 〈informeel; ironisch〉 das wird was Gescheites, Rechtes sein! • dat zal me wat moois worden!kann ich dir was helfen? • kan ik je met iets helpen?schäm dich was! • schaam je (een beetje)!ist was? • is er iets?das war ganz was anderes • dat was heel iets andersso was von Frechheit! • wat een brutaliteit!————————was4〈bijwoord〉 〈informeel〉1 wat ⇒ hoe♦voorbeelden:1 lauf, was du kannst • loop zo hard je kunt————————was5〈bijwoord〉 〈informeel〉1 waarom♦voorbeelden:1 was lachst du (da)? • wat sta, zit je (daar) toch te lachen?
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.